Mijn Woordegaard. (titel: Walking 2. Werk uit 2015.) Ik stap in mijn schilderij. De Boom die Bleef Bestaan.
Mijn Woordegaard. (titel: Walking 2. Werk uit 2015.) Ik stap in mijn schilderij. De Boom die Bleef Bestaan.
Wat gebeurt er met mij wanneer woorden, ooit vertrouwd en overvloedig, zich beginnen te verstoppen?
Wanneer taal, die ons verbindt en vorm geeft aan ons denken, langzaam uit mijn handen glipt?
In “Mijn Woordgaard” neem ik je mee op een wandeling—een tocht door herinnering, taal en verlies.
Wat begint als een haastige pas richting een vertrouwde plek, mondt uit in een confrontatie met dementie.
Niks medisch, maar als innerlijke beleving.
Als een landschap waarin woorden eerst bloeien, dan verwelken, en uiteindelijk verdwijnen.
Het is een ervaring.
Een poging om het onzegbare toch te zeggen.
Om de angst, de verwarring en het stille verdriet een stem te geven.
En misschien, heel even, samen stil te staan in die woordgaard—waar elk blad een herinnering draagt.
"Mijn woordgaard"
Jef Urkens
Ik wandel graag,
en dan stap ik goed door.
Vandaag ben ik gehaast,
ik wil tijdig arriveren.
De weervoorspeller,
verwacht veel wind.
Mijn woordgaard is niet ver.
***
Vandaag at ik de laatste pruim,
ik schudde stevig aan de pruimenboom,
dat was echt niet nodig,
een flinke tik was al voldoende.
Ik eet wat pruilerig,
de laatste lekkere pruim,
in tweeduizend dertien kleine beetjes.
Dat geeft me energie,
energie voor al mijn snelle stappen.
Mijn woordgaard is niet meer zo ver.
***
De wind blaast steviger,
maar ik kom op tijd.
In de vlakke verte,
eik, beuk,
ze zijn al flink uitgedund,
en kalend in de kruin.
De bladeren vallen,
ik vind er overal,
losgerukt, opgewaaid.
Soms wat schalks, soms ongerijmd,
eentje helemaal verloren,
ze bondig vatten,
stellen, vormen,
dat wordt moeilijk.
Mijn woordgaard is vlakbij.
***
Ik word beloond en stap naar binnen,
woordeloos, sprakeloos,
zonder zinnen.
Een gaanderij van,
eind zomers blad,
een koepel van natuur,
plukrijp en kleurig ,
honderd, duizend,
wel een miljoen maal kleur.
Onbeschreven,
neen, neen,
de bladeren zijn beschreven,
elk blad een woord.
Ik raap en woel zo gretig,
gretig naar nervig blad,
ongebonden.
Puzzelen en leggen wat ik wil,
zoveel, een overvloed.
Een overvloed van woorden,
en alles wil ik in de goede vorm,
alles wil ik in stel,
zoveel, en dan plots niets.
***
Ik loop verloren,
weg, weg, weg, de woorden.
Eens zinnige woorden,
daartoe doende woorden.
Ik kan niets meer modelleren,
ik kan niets meer herinneren.
***
Een grote angst,
een doem, valt over mij.
En alles is oneindig warrig,
als een gekanteelde muur,
woordflarden hangen ordeloos rond.
Voor ik weet of nog besef,
vergeten, alles.
Mijn woordgaard ligt achter mij.
***
Eén grote woordeloze leegte,
geen weg vind ik er terug.
Ik wandel toch zo graag,
dan stap ik graag goed door.
Vanaf vandaag heb ik de tijd,
zinloos, zoveel tijd.
Mijn woordgaard is alleen nog maar in mij.
***
En zo blijft “De Woordgaard” bestaan—niet in zinnen, maar in stilte.
Niet in herinnering, maar in gevoel.
Een plek die we samen hebben betreden, en die ons misschien iets heeft laten voelen… wat niet in woorden te vangen is.
copyright Jef Urkens 2013.
Deze tekst draagt mijn stem en mijn gevoelen.
Deel gerust met respect en vermelding, maar laat de woorden niet zwerven zonder toestemming.
Ik stap in mijn schilderij.
1 – HET KLEINSTE KAMERTJE.
Als er in mijn woning nood is aan een kamer, dan is het mijn kleinste kamertje.
Daar, waar ik me op mijn gemak voel.
Mijn troon.
Soms kost het me moeite om de boodschap over te brengen.
Een andere keer wordt ze geleverd zonder de minste inspanning.
Er is ook niets menselijker dan op het brilletje gezeten je te kwijten.
***
Stel je deze situatie voor,
je zit in een belangrijke meeting en plots is daar die drang.
En dan, ogen met spleetjes.
Als Chinezen-ogen zei men vroeger.
Maar mag dat de dag van vandaag nog?
***
Er werd me geleerd, dat er in het leven weinig moet.
Eten, drinken, sterven en afgaan zijn toch de dingen des levens?
Afgaan.
Een geweldig woord.
Bent u al af geweest, meneer? De pan?
Ik hoorde het woord in het ziekenhuis.
Ja, de patiënt was al af geweest.
In de pan.
Zijn ei gelegd.
***
Op mijn troon voel ik mij de koning te rijk.
Ongekroond en elk geurtje wordt dadelijk in de kiem gesmoord.
Het liefst met lavendel.
Mijn favoriete spuitbusgas.
Lavendel, altijd lavendel.
Alsof geur sterker is dan herinnering.
Alsof geur iets kan wissen.
Toch attendeert een opwaarts wijsvingertje mij terecht.
Spuiten is slecht.
Slecht voor het gat.
Het gat in de ozonlaag.
***
2 – HET SCHILDERIJ
Het schilderij, tja, het staat daar stil in de hoek.
Ongestraft, onaf, maar met hier en daar nog een toets komt het goed.
Een vierkante meter tachtig aan wachten.
Maagdelijk wit canvas.
Zonder kleur. Zonder leed.
De eerste spanning.
De tekening.
De contouren.
De drama’s achter de lijnen.
Zwart. Wit.
En vele tinten grijs.
Maar zeker geen vijftig.
***
Soms denk ik : waarom begin ik daar toch aan?
Waarom dat witte vlak vullen met pijn?
Waarom niet met bloemen?
Of met een landschap?
Omdat ik niet wil wegkijken.
Omdat ik vind dat ik moet blijven kijken en...beseffen.
***
Er ligt stof op het schilderij en veel spinnenwebben
Dikke rag.
Het lijkt Halloween wel daar in de hoek.
De spin vangt me en wikkelt mij in een
versmachtend cocoon.
***
3 – DE KATAPULT
In het verleden werd de katapult gebruikt als moordwapen.
De Grieken slingerden als eersten al rotsen en
vuurballen van zwavel en salpeter naar de vijand.
In WO I: was er het mosterdgas.
Angst voor de laaghangende, giftige wolken.
Wolken die onverbiddelijk doodden.
In WO II waren de V1 en de V2 de doders vanop afstand.
De katapult als de startbaan voor waanzin.
***
Maar, wat is vooruitgang, als het leidt tot vernietiging?
Wat is technologie, als de mens het vergeet?
Wat is herinnering, als niemand meer kijkt?
***
Ik gebruik ook een katapult.
Maar niet om te vernietigen, maar om te reizen in de tijd.
Ik katapulteer mezelf de andere kant op.
Hopelijk naar inzicht.
***
Maar de rek is wat uit mijn katapult.
Ik geraak amper nog tot de jaren zestig. en tevens
ook mijn kinderjaren.
Tot vannacht, ik een rake, helpende schop kreeg van een ezel.
Ik vloog, en vloog.
En landde...in het kamp.
***
4 – HET KAMP
Daar rechts, dat ben ik.
Met bolle wangen.
Zwart haar.
Tussen meisjes die eruitzien als vrouwen van tachtig.
Tussen jongens die hun naam vergeten zijn.
Ze riepen me.
Niet met hun stem.
Maar met hun ogen.
Ik schilderde mezelf erbij.
Niet uit ijdelheid, maar uit noodzaak.
Om zeker niet weg te kijken.
Zeker niet.
***
Rook.
As.
Geur van vergassing.
Geur van verbranding.
Lavendel helpt me hier niet.
Geen enkele spuitbus redt mij hieruit.
De lucht kleeft in mijn neus zoals stof op hun jassen.
De geur maakt me trager.
Stiller.
Nog droeveriger.
Ze zijn daar nog steeds.
In mijn hoofd. In mijn doek.
***
5 – DE HUIDIGE TIJD.
Ze zeiden: nooit meer.
Nooit meer oorlog.
Nooit meer kampen.
Nooit meer kinderen die verdwijnen in rook.
Maar we leerden het niet.
We vergaten,
of we keken, al dan niet bewust, weg.
Maar vandaag vliegt de haat opnieuw door de lucht.
Niet met katapulten, maar met drones.
Met raketten.
Kinderen onder puin.
Moeders en vaders zonder zonen, zonder dochters, dochters en zonen zonder ouders.
Verkrachting als wapen.
Honger als strategie.
De lijst is eindeloos.
De geur is niet anders en de stank blijft dezelfde.
***
6 – SLOT
En ik?
Ik blijf bewust in mijn schilderij.
Om niet te vergeten.
Maar om te herinneren.
Mijn penseel is mijn katapult.
Geen projectiel — maar pigment.
Geen schade — maar sporen.
Ik weet ook niet of ik het doek ooit ophang.
Misschien wel, maar waarschijnlijk niet.
Ik blijf erin geborsteld, onbeweeglijk en star.
Een zielenpoot tussen lijnen.
Met lavendel in de hand en as in de neus.
Ik ben en blijf daar.
Niet uit keuze.
Maar uit trouw aan de kinderen in mijn schilderij.
Want sommige beelden mag je nooit vergeten.
En jij?
Welke taak durf jij af te maken?
Waar stap jij in?
***
copyright Jef Urkens 2013
Deze tekst draagt mijn stem en mijn gevoelen.
Deel gerust met respect en vermelding, maar laat de woorden niet zwerven zonder toestemming.
De Boom die Bleef Bestaan.
De Boom die Bleef Bestaan.
Lang geleden, in een voortuin waar de zon ’s ochtends het gras streelde en de vogels hun dag begonnen met gezang, plantten vader en moeder een jonge cederboom. Hij was klein, bescheiden, maar groeide met een stille vastberadenheid. Jaren gingen voorbij, seizoenen wisselden van kleur, en de ceder reikte steeds hoger — alsof hij de wolken wilde aanraken.
Maar zoals dat gaat met dingen die te groot worden voor hun plek, werd de boom op een dag een gevaar voor de straat. Zijn wortels duwden het trottoir omhoog, zijn takken fluisterden te dicht bij de elektriciteitsdraden. En dus werd hij gekapt — niet uit onverschilligheid, maar uit zorg.
Toch eindigde zijn verhaal daar niet.
De stam werd verzaagd tot planken, warm van kleur en rijk aan geur. Ik kreeg ze niet zomaar cadeau. Er werden twee voorwaarden gesteld: ten eerste als ik ze wilde, moest ik ze omtoveren. Niet met machines, maar met verbeelding. Ik moest ze beschilderen met bomen, kleuren, en dromen. Ik moest ze laten spreken in de taal van het sprookje. De tweede voorwaarde was dat ik het verzagen wel zelf moest betalen, Maar soit zo gezegd , zo gedaan.
En zo begon een nieuwe cyclus.
Elke plank werd een canvas. Ik gaf ze wortels van verf, takken van fantasie, bladeren van licht in gegutste vormen en lijnen.
Misschien schilderde ik een bos dat nooit bestond, of een boom die zong in de wind, in ieder geval de ceder krijgt een nieuw leven — niet als schaduw in een tuin, maar als verhaal aan de muur.
Een Reeks van Herinnering
Deze reeks is geen gewone collectie kunstwerken. Het is een ode aan groei, aan afscheid, aan transformatie aan sprookjes die blijven duren.
Het is het bewijs dat zelfs wat geveld wordt, kan blijven bestaan — als men het maar met liefde en verbeelding benadert.
ju
Jef Urkens
Meer van deze kunstenaar
Ontdek open calls
Word uitgedaagd door heel diverse open calls of verspreid je eigen open call hier.
Vind kunstenaars
Zoek naar kunstenaars in je buurt of naar werk in een specifieke techniek.
Ontwerp: Studio Mast | Website: eps en kaas